binden

{{binden}}{{/term}}

I 〈overgankelijk werkwoord〉

1 [vastmaken] lier⇒ attacher

2 [figuurlijk]lier⇒ unir

3 [boekwezen]relier

4 [dik maken] lier⇒ épaissir

♦voorbeelden:

1   door voorschriften gebonden zijn • être limité par des règlements

     〈figuurlijk〉 aan zijn tijd gebonden zijn • être tenu par le temps

2   mijn belofte bindt mij • je suis tenu par ma promesse

     hij weet zijn personeel aan zich te binden • il sait s'attacher son personnel

→ {{link=hand}}hand{{/link}}, {{link=hart}}hart{{/link}}

4   de soep binden • lier le potage

II 〈wederkerend werkwoord; zich binden〉

1 [een verplichting op zich nemen] se lier⇒ s'engager

III 〈onovergankelijk werkwoord〉

1 [dik worden] épaissir

2 [figuurlijk][een band smeden] créer un lien

Deens-Russisch woordenboek. 2015.